Van Farfán tot Antony: de nalatenschap van Hans van der Zee als scout
Inhoudsopgave
De naam van Hans van der Zee duikt deze week opnieuw op in Amsterdam.
De inmiddels gepensioneerde scout sprak in Langs de Lijn van de NOS openlijk over zijn afwijzende oordeel over Oscar Gloukh, de Israëliër die Ajax afgelopen zomer voor vijftien miljoen euro overnam van RB Salzburg.
“Ik heb in mijn rapport geschreven dat hij niet goed genoeg is voor Ajax,” zei Van der Zee. “Dat had Alex Kroes van tevoren kunnen weten, want dat stond in mijn rapport.”

Zijn woorden leggen opnieuw de vinger op de zere plek in de Johan Cruijff ArenA: de kloof tussen de scouts, de directie en de eindbeslissers.
Het is niet de eerste keer dat Van der Zee zich kritisch uitlaat over de manier waarop Ajax omgaat met interne adviezen — maar zijn staat van dienst maakt hem wél iemand die je niet zomaar wegzet.
Van Eindhoven tot Amsterdam
Hans van der Zee (geboren in 1954) begon zijn scoutscarrière begin deze eeuw bij PSV. Tussen 2001 en 2007 werkte hij onder Frank Arnesen en Guus Hiddink, met Zuid-Amerika als zijn werkgebied. Daar ontdekte hij onder meer Jefferson Farfán, destijds een onbekende aanvaller van Alianza Lima in Peru.
Oud-collega John de Jong zei daarover in een interview met PSV Inside (2019): “Hans was een van de eersten die structureel in Zuid-Amerika actief was. Hij zag spelers op plekken waar niemand kwam.”
Naast Farfán hielp hij ook bij de komst van Alex en Heurelho Gomes, twee pilaren van het succesvolle PSV dat vier landstitels won tussen 2004 en 2007.
Overstap naar Ajax
In 2007 haalde Ajax hem naar Amsterdam. Van der Zee werkte er als internationaal scout en werd later (kortstondig) hoofd scouting. Onder Marc Overmars verschoof zijn rol richting Zuid-Amerika, waar hij bijdroeg aan het netwerk dat spelers als David Neres, Davinson Sánchez en Antony naar Ajax bracht.
Die drie leverden de club samen meer dan €150 miljoen op aan transfers.
Het leverde Van der Zee intern respect op als een vakman die liever zes keer naar dezelfde speler ging kijken dan te vertrouwen op data.
In een interview met Het Parool (2018) zei hij daarover:
“Cijfers helpen, maar ze zeggen niet alles. Je moet zien hoe een speler zich gedraagt, niet alleen wat hij statistisch doet.”
Oud vakman in moderne tijden
In 2024 kreeg Van der Zee van Ajax te horen dat zijn functie zou verdwijnen vanwege de reorganisatie van het technische apparaat onder Alex Kroes.
Op 1 januari 2025 ging hij officieel met pensioen.
Zijn laatste maanden besteedde hij aan het afronden van rapporten over spelers in Oost- en Zuid-Europa — waaronder dus Oscar Gloukh.
Van der Zee stond bekend als een scout die oog had voor techniek én karakter. In een eerder gesprek met Voetbal International (2020) zei hij:
“Je kunt niet alleen naar talent kijken. De mentaliteit moet passen bij de club en de omgeving.”
Die filosofie maakt ook duidelijk waarom hij sceptisch was over de komst van Gloukh: niet vanwege diens kwaliteiten, maar vanwege de vraag of hij in de Amsterdamse omgeving tot zijn recht zou komen.
Nalatenschap: miljoenen en mensenkennis
Na ruim twintig jaar in de top van het Nederlandse voetbal laat Hans van der Zee een duidelijk spoor achter.
Zijn ontdekkingen leverden Ajax en PSV niet alleen tientallen miljoenen euro’s op, maar vormden ook de basis van een scoutingcultuur waarin persoonlijke observatie belangrijk bleef.
Zijn manier van werken — geduldig, mensgericht, en wars van hypes — staat in contrast met de data-first-aanpak die bij veel clubs nu de norm is.
Of Ajax goed heeft gehandeld door zijn adviezen naast zich neer te leggen, moet de toekomst uitwijzen. Maar dat de naam van Hans van der Zee in 2025 opnieuw opduikt in het debat over het technische beleid, onderstreept hoe groot de invloed blijft van een scout die vertrouwde op zijn oog, zijn instinct en zijn ervaring.



